Deze inzending voor onze Pride and Prejudice schrijfwedstrijd is geschreven door Hetty Janssen.

De Darcy’s nemen hartelijk afscheid van hun gasten. Die dag is het druk geweest. De traditionele jachtpartij was een succes. De voorraadkamers hangen vol met wild dat later in de maand op de tafel zal komen met het kerstfeest. Volgende week, als alles bestorven is, zal de jachtbuit verder worden verwerkt.
“Kom liefste, je moet niet al te lang buiten blijven staan in die dunne kleren. Mevrouw Reynolds heeft in de bibliotheek de haard al de hele dag aan. Ik ben wel toe aan wat rust en warmte. Verder zou ik ook geen nee zeggen tegen een glas port.” Dat laatste zegt Darcy met een schuine blik naar zijn vrouw Elizabeth, wetend dat ze hem daarbij graag gezelschap had gehouden, maar door haar zwangerschap is dat nu onmogelijk, zelfs afgeraden. Hij slaat zijn arm om haar heen en gezamenlijk lopen ze naar de bibliotheek. De kamer waar ze samen de meeste tijd doorbrengen. Zeker nu het winter wordt. De uitgebreide keus aan boeken had Lizzy verrukt toen ze een jaar geleden op Pemberley kwam. Ze heeft intussen al veel gelezen.

Mijn moeder is niet de makkelijkste, maar ze heeft wel vijf kinderen gekregen

Samen nestelen ze zich op een bank voor het haardvuur. “Weet je, Fitzwilliam”, begint Lizzy, “eigenlijk zou ik het prettig vinden als mijn ouders na de kerstdagen nog een poosje bij ons blijven. Nee, zit nu niet met je hoofd te schudden, ik weet het, mijn moeder is niet de makkelijkste, maar ze heeft wel vijf kinderen gekregen en ik zou veel aan haar hebben tijdens de laatste maand en de bevalling. Toe, zet je er overheen. Jij kunt wel met mijn vader optrekken terwijl wij het over kleertjes en zo hebben. We geven hen gewoon een paar kamers voor die tijd zodat ze, als ze dat willen toch privé kunnen zijn, en wij ook.”

Lizzy legt liefdevol haar hand op zijn arm. Darcy wil eigenlijk protesteren. Zeggen dat er hier goede kraamvrouwen zijn, maar de blik in Lizzy’s ogen houdt hem tegen. Zou er wat zijn? Ze zal toch niet …
“Maak je maar niet ongerust. Alles gaat goed voor zover ik het kan beoordelen. Maar ik zou me er goed bij voelen als ze hier zouden zijn.” Lizzy kijkt hem geruststellend aan, na een jaar weet ze wel wat er nu in hem opkomt.

“Als dat zo is, laten we het dan maar meteen vragen”, zegt hij terwijl hij opstaat, aan de lessenaar gaat zitten en een vel papier pakt. Lizzy komt over zijn schouder meelezen wat hij schrijft en dan moet ze lachen. “Weet je nog, toen Caroline je zo bewonderde om je regelmatige handschrift? O wat keek die op haar neus toen wij ons verloofden!”
“Ja dat weet ik nog. Door haar gedrag ging ik juist meer op jou letten, ik ben er haar nog dankbaar voor!” Hij lacht bij de herinnering en haar de brief toeschuivend vraagt hij, “wat denk je, is het zo goed?”
Even later zitten ze weer samen voor de haard denkend aan de veranderingen die de toekomst brengen zal.
(c) Hetty Janssen