Deze inzending voor onze Pride and Prejudice schrijfwedstrijd is geschreven door Els de Jong

Met een diepe zucht plof ik neer op de sofa. Ik kan niet meer. Het was zo’n verschrikkelijk vermoeiende dag, maar wel heerlijk. Vanavond iedereen bij elkaar tijdens het diner. Allemaal ter ere van onze eerste huwelijksverjaardag. Vanmiddag was het toppunt. Een cricketwedstrijd hier op het nieuw aangelegde veld. Gelukkig konden we twee volwaardige teams tegen elkaar laten strijden. Al moest mijn echtgenoot wel iets overwinnen.
Het zat zo: drie dagen geleden zag het er naar uit dat er niet genoeg mannen zouden zijn. Ja, mijn vader en oom Gardiner moesten scheidsrechter zijn. Echt een probleem. Ik weet niet waarom ik de naam Wickham noemde. Ik zei: “Vraag onze zwager, Fitz, die wil vast wel. Lydia vraagt zo vaak of ze langs mogen komen. Dan betalen wij de reiskosten, want geld hebben ze nooit.” Mijn liefste trok een bedenkelijk gezicht en antwoordde: “Ik denk er niet aan, ik gelast nog liever de wedstrijd af. Die profiteur wil ik nooit meer zien.” Nou ja, ik wist genoeg.
Maar ik had nog niet al mijn kruit verschoten en na een romantische picknick samen, begon ik er weer over. “Ik heb er nog eens over nagedacht, schat, maar alle mannen rekenen op een sportieve middag hier. Jane vertelde dat haar man zelfs nieuwe kleding heeft aangeschaft in Londen voor de wedstrijd. We kunnen hem toch niet teleurstellen?”
Hij boog zich naar me toe en kuste mijn ogen, die ik voor zijn smeltende blikken gesloten had. Nou ja, eindelijk deed ik ze toch maar weer open, want ik krijg nooit genoeg van zijn uiterlijk. Na een stoeipartij op de vochtige bosgrond kreeg ik mijn zin en mocht ik Lydia en Wickham uitnodigen.

Ik nestel me in zijn armen en hij slaat zijn arm om me heen.

De vrouwen moedigden de wedstrijd aan en Lydia gedroeg zich weer onfatsoenlijk ten opzichte van de mannen. “Kijk die ordinaire zus van Elizabeth zich eens misdragen”, zei lady Catherine tegen haar dochter. Maar toen ik naar haar dochter keek, zag ik geen spoor van afkeuring in haar blik. Ik zal haar eens zonder haar moeder uitnodigen. Ik liet het aan mijn vader over om zijn dochter in het gareel te brengen. De wedstrijd eindigde in een gelijkspel. “Ik heb nog nooit zo’n leuke middag gehad”, vertelde kolonel Fitzwilliam me. Ik weet niet of dat alleen maar kwam door het spel of door het feit dat Kitty hem fêteerde en hem spontaan een kus gaf, wat uiteraard een afkeurende blik van zijn tante opleverde.
De gasten zijn vertrokken en wij zijn samen overgebleven. Ik kijk op als ik zijn stem hoor: “Ik hou van je.” Maar meer nog is de liefdevolle blik die uit zijn ogen straalt. Ik nestel me in zijn armen en hij slaat zijn arm om me heen. Ik denk aan de baby, die zich aangekondigd heeft en zeg: “Nu heb ik niets meer te wensen.” Tegelijkertijd voel ik een golf van misselijkheid omhoog komen. Ik maak me los, ren weg en ledig mijn maag. Als ik terugkom vraagt hij: “Niets meer, zei je?”

(c) Els de Jong